zaterdag 4 april 2009

Beetje jammer

In den beginne loopt een aankomend docent over van enthousiasme. Hij of zij wil alles wel doen, althans zo was het bij mij en ik nam en neem het fenomeen van een afstandje waar bij nieuwkomers na mij.
Voor ik het wist, zat ik als vertrouwenspersoon vele uren per maand gesprekken te voeren met leerlingen (die in mij in deze toen nog nieuwe functie binnen de school een counselor zagen), zat ik in de schoolkrantredactie, repeteerde ik op zondagavonden mijn rol in het schooltoneel vanwaar ik alras evolueerde tot gelegenheids-toneelschrijver, waarnemend regisseur, producent en bedelaar om sponsorgelden bij lokale bedrijven en instellingen waarvan enkele functionarissen mij nog kenden van eerdere bezoeken toen ik advertenties voor de schoolkrant kwam werven. Ook was ik reeds kort na mijn indiensttreding mentor van meer of minder lastig te motiveren leerlingen uit de bovenbouw en tegelijkertijd van een 3-Mavogroep. Ik verleende hand- en spandiensten op podiumavonden waar leerlingen en collega’s de gelegenheid krijgen vrijelijk te tonen wat ze kunnen met hun stem, camera of instrument. Ik was ook niet te beroerd om op een Retro Show of een podiumavond mezelf te laten toe- of uitlachen vanwege een optreden, puur of playback. Ik had zitting in de voorbereiding van de jaarlijkse kerstviering, ging een weekend mee op kamp met leerlingen uit 3-Mavo en organiseerde uitstapjes met mijn mentorgroep.
Tussen de bedrijven door gaf ik les. Ik stond er alleen voor, want mijn vakcollega was door omstandigheden langere tijd niet op school. Georganiseerde begeleiding van beginnende docenten was er niet. Er was voor mijn vak geen lesprogramma, simpeler gezegd: leerlingen hadden geen leerboeken, er waren geen eindtermen, geen toetsen. Per les of korte serie lessen moest ik samen met de leerlingen bepalen waar we het ’s over zouden gaan hebben. In de ene klas wilden ze dit, in de andere dat. Aan mij uiteraard de taak om al die lessen vol individuele en in enkele gevallen per week veranderende leerlingbehoeftes om te zetten in lessen waar ik er als vakdocent in ieder geval een minimum aan professionele voldoening uit zou kunnen peuren. Al snel kwam ik tot de conclusie dat er een vakwerkplan moest komen en dus toog ik regelmatig naar Tilburg om bij het schrijven ervan begeleid te worden door de voorzitter van de vakgroep Levensbeschouwing van de Hogeschool Katholieke Leergangen.

Ik was de bruidegom, het onderwijs de bruid aan wie ik mij met inzet van ziel en zaligheid wijdde. De contactintensieve en gedifferentieerde didactische werkwijze op onze school was de slagroom op de grote uitdagende bruidstaart.
Beetje jammer dat er nooit een mooie mevrouw uit de taart tevoorschijn sprong om mij te bewaken voor teveel van het goede, mij voorzichtig te vragen of ik als beginnend docent misschien niet teveel hooi op mijn vork had genomen? Het zit er overigens niet in dat ik naar haar had willen luisteren.
Wel was er ooit een opmerkzame leerling die tijdens een of ander evenement opmerkte dat meneer FuntobeMo er natuurlijk ook weer bij was.

Er zijn mensen in het onderwijs en zeker ook bij ons op school die net zo enthousiast en misschien wel actiever zijn dan ik in mijn ijverigste jaren. Onder hen zijn er die een dergelijk enthousiasme een carrière lang aan de dag leggen. Ik neem welgemeend en diep mijn denkbeeldige hoed voor hen af. Ik heb het namelijk niet volgehouden. Ach, ik heb naast en na de opsomming van hierboven nog wel andere dingen gedaan, het gaat mij hier niet om volledigheid. Interessanter is de vraag of overbelasting kan leiden tot afhaken?

Afgelopen vrijdag, op het terras en in de zon, vertelde ik aan collega’s dat ik dit jaar voor het eerst niet naar de jaarlijkse uitvoering van het examentoneelstuk van de Dramaklas zou gaan kijken omdat ik de laatste weken zo moe was. Met mijn tong op mijn vestje had ik het einde van de werkweek weten te halen en nu was ik aan rust toe. Rust, rust en nog eens rust. Genoeglijk nipte ik van mijn Westmalle Trippel, de rust was ingetreden, maar ik voelde mij er vrijwel meteen in gestoord. Terwijl ik dronk vertelde men mij namelijk dat er niet meer dan zeven toegangskaartjes aan leerlingen waren verkocht. Men had de zaal wat kleiner gemaakt, dan leek het nog wat.
Beetje jammer voor de uitvoerende leerlingen en ook wel een beetje voor KiKa, het fonds ten behoeve van bestrijding van kinderkanker, waar de opbrengst voor bestemd zou zijn.
Beetje jammer ook voor de docente van het vak Drama als er nauwelijks collega's aanwezig zouden zijn, zei men mij ook nog.
Ik haalde mijn schouders op, dronk van mijn Trippel en al snel hadden we het ergens anders over.

Thuis, achter mijn bord frites met zelf gesneden frikadel zat het me niet lekker, die zeven verkochte kaartjes. Desgevraagd had mijn vrouw wel zin om mee te gaan. Wat we te zien kregen, was vooral het enthousiasme dat zo eigen is aan leerlingentoneel. Af en toe ging er een scheutje nostalgie door mij heen.
‘Het was heel leuk’, zei mijn vrouw na afloop en ik was het met haar eens.
Ik was er nú dan wel bij, op het laatste moment verontrust teruggefloten door iets in mij, misschien wel de mevrouw uit de bruidstaart, die niets van zich had laten horen bij de vorige podiumavond toen ik bij de thuisblijvers hoorde, die mij met rust had gelaten toen ik wegbleef bij de "Dancebattle" van vorige week en die zich eveneens muisstil had gehouden in de periode dat ik voor twintig jaar aan energie erdoorheen joeg.

De zaal maakte geen overdreven lege indruk, doordat de vaders, moeders, broertjes, zusjes, opa's en oma's van de uitvoerende leerlingen er natuurlijk wel op af gekomen waren. Maar wie waren er verder?
Mezelf meegerekend telde ik elf collega’s van wie er vijf op de een of andere manier in functie waren; zes bezoekers dus, gewone geïnteresseerden. En leerlingen? Het waren er meer dan zeven maar beslist niet meer dan dertig. Is er samenhang tussen het wegblijven van leraren en dat van leerlingen? Moeilijk te zeggen.
Dapper neem ik mij voor in het vervolg geen toneel- of podiumavond of Dancebattle meer over te slaan. In een verhoudingstabel zou dat vijf leerlingen per evenement kunnen schelen.
_______________________


________________________