zaterdag 21 februari 2009

Lokalen

Als het gaat over werkdruk in het onderwijs dan lijkt het te gaan over werkdruk op leraren. Dat is een eenzijdige benadering, althans in mijn interpretatie van het fenomeen. Zolang er teveel druk uitgaat van het werk dat gedaan moet worden, gaat dat ten koste van het onderwijs. Het kunnen dan wel de leraren zijn die er onder gebukt gaan, de leerlingen betalen er ook een prijs voor.
Je hoeft geen verstand te hebben van geldstromen in onderwijsland om te beseffen dat in veel tekortkomingen zou kunnen worden voorzien als er meer geld zou zijn. Het is immers zo dat zaken die door de mensen die kunnen weten wat goed is voor het onderwijs - de leraren - als verbeteringen worden voorgesteld vaak stranden op het argument dat er geen geld voor is.

Jarenlang heb ik met mijn spullen door de school gezeuld, van lokaal naar lokaal, precies zoals collega's in den lande dat vandaag de dag nog steeds moeten doen.
Ikzelf tref het de laatste jaren niet slecht. Oké, ik betoogde in een ander bericht al dat ik het in ons tijdperk van digitalisering nogal Spartaans vind dat er geen optimale informatietechnologie in de hele school aanwezig is, maar verder is het lokaal waar ik het merendeel van mijn lessen geef voldoende geoutilleerd. Ik hoef niet met krijt te werken, want er is een whiteboard, waardoor er niet na verloop van tijd gaatjes in mijn kleding verschijnen door de inwerking van agressief kalk, er niet op alles in het lokaal een grauwe laag stof ligt én zo heb ik geen last van exceem aan mijn handen. Er is een goed werkende tv met dvd-speler, aangesloten op een stereo-installatie; met de kwaliteit van het geluid zit het dus ook wel goed. Er hangen deugdelijke zonneschermen en verduisteringsgordijnen voor het raam. Aan één muur hangt over de volle lengte een stellage waarop werkstukken van leerlingen worden geëxposeerd. Ik beschik over drie kasten waarin ik takenbladen, nakijkbladen, boeken, studiewijzers, instructieschema's en allerlei ander lesmateriaal bewaar.
Alles bij elkaar is het heel aardig, maar het kan beter, want de kasten zijn gammel; van één gaan de deuren alleen dicht als ik ertegen schop, van een andere blijven ze alleen dicht als ik er een opgevouwen stuk papier tussen klem. De lades van het bureau vergen vaardigheid om ze te openen waarbij ze erbarmelijk piepende geluiden maken. De tafeltjes en stoeltjes zijn oud, groezelig en beschadigd. En ik hoef mij niet af te vragen of het op andere scholen beter is, op open dagen die ik bezocht met mijn kinderen constateerde ik dat dit op zijn minst een regionaal verschijnsel is.

Wanneer je aan het begin van een werkdag de school binnenwandelt, is het raadzaam even een controlebezoek te brengen aan de roosterwijzigingen op het mededelingenbord in de personeelskamer. Ik lees er dat ik het eerste lesuur in een ander lokaal zit.
Het is een lokaal met blackboard, dus ik begin ermee water en spons op te halen, zodat ik krijt na gebruik stofvrij kan bestrijden. Op het programma staat: "instructie over opdracht 49". Dit is een opdracht die meetelt voor een later schoolexamen. Leerlingen moeten met behulp van een aantal opdrachten het mensbeeld analyseren dat cineast Bert Haanstra presenteert in de film "Bij de beesten af", waarna ze er met drie eigen, beargumenteerde stellingen op moeten reageren. Pittige opdracht die vergt dat de docent duidelijke structuur aanbiedt.
Het is een grote groep. Eerst moet ik controleren op aanwezigheid, vervelend, want mijn leerlingenlijst ligt in het lokaal waar ik meestal zit (ik kan niet zeggen "mijn lokaal" want niemand heeft een eigen lokaal).
Dan blijken er een aantal leerlingen te zijn die in een ander tempo werken en die toch echt nieuwe studiewijzers nodig hebben. Die heb ik niet bij mij, er zit niet anders op dan opnieuw naar het lokaal te gaan waar mijn spullen liggen.
Staande voor de kast waar de papieren liggen, met naast mij het gepraat van een collega die daar op dat moment les geeft, probeer ik efficient te zijn: wat heb ik nodig? Dit blad, dat pakketje stencils, vergeet ik niets? Ik hoor waar de collega het over heeft, het is best interessant. Terug bij de klas waarin ik aan één groep leerlingen eigenlijk een lesuur lang instructie had moeten geven, deel ik haastig het vereiste papierwerk uit. Kort - te kort - leg ik uit hoe ze met de papieren moeten werken.
Het is tien voor negen. Ik begin mij opgejaagd te voelen, wil alvast de dvd op scherp zetten. Twee stukjes van tien minuten moeten de leerlingen ervan bekijken. Misschien als ik snel ben, kan ik een verkorte versie van de uitleg geven. Ik graaf in de bliksemschade die ik in de bureaulades aantref, vind een afstandsbediening, druk, druk, druk op de knopjes, maar de dvd gaat niet spelen. In mij gist het. Het ding is wel erg licht, zitten er wel batterijen in? Nee dus. Dan maar bedienen op het apparaat zelf. Dat gaat niet, de benodigde knopjes ontbreken. Op een draf ga ik weer naar - eh, u weet intussen wel waarheen.
Mijn collega zit achter het bureau, zodat ik haar moet onderbreken om te vragen of ze even opzij wil gaan. De la knarst luid bij het openen. Ik pak er de afstandbediening uit. Terug bij de gezellig kletsende leerlingen - zij hebben geen last van werkdruk, noch hebben zij er ook maar enige notie van hoe het mij intussen vergaat - ruk ik de batterijen uit de afstandsbediening die ik zojuist heb opgehaald en zet ze in de lege soortgenoot, maar als ik vervolgens verwachtingsvol op de knopjes druk, gebeurt er niets. Slap vallen mijn armen naast mijn lichaam. Wat nu?
Een nieuw licht gaat mij op. Is dit wel de juiste afstandbediening? Een vluchtig vergelijkend warenonderzoek leert mij van niet. Geweldig, dat was een reis voor niets. Voor de tweede keer graaf ik in de puinhoop in de lades van het bureau en ja hoor, daar diep ik een passende afstandbediening op die het - wonder boven wonder - blijkt te doen.
Het is negen uur. Dat ga ik dus niet meer redden, maar de klas maakt het niet veel uit, die kletst onverstoord verder.
Zelf inmiddels in hoge mate gedestructureerd, probeer ik voor de leerlingen structuur aan te brengen in de opdracht. Om kwart over negen denk ik dat ik er ben en andermaal vergis ik mij. Er ontbreekt een bladzijde waarnaar ik verwijs. Die takenbladen heb ik vorig jaar al gekopieerd en nu schiet mij te binnen dat er toen iets was fout gegaan in de kopieermachine. De ontbrekende bladzijde heb ik toen los erbij gekopieerd; er ligt nog een stapeltje in dat andere lokaal.
Voor de vierde keer vlieg ik heen en weer, deel de stapeltjes papier uit, geef nog enkele laatste aanwijzingen en dan roept een leerling:
'Maar op welke bladzijde staat dat dan?'
Ze blijkt wel het paginanummer dat ik heb opgegeven opgezocht te hebben, maar in een verkeerd takenblad.
'Ik snap er echt helemaal niets meer van', voegt ze er op hoge toon aan toe.
'Nee, ik ook niet', roept een andere leerling.
De bel gaat. Het is duidelijk: volgende les zal ik van voor af aan moeten beginnen.

Als er genoeg lokalen zouden zijn, zou dit soort primitief geschipper niet nodig zijn, overweeg ik naderhand, of ben ik nu kortzichtig? Voorlopig denk ik dat het goed zou zijn voor de leraar, als hij niet al na twee van zulke lesuren half gesloopt zou zijn. Die leraar zou dan scherper zijn bij het lesgeven aan de groepen die hij de rest van de dag nog voor zijn neus krijgt.
In het hier beschreven geval zou ik een kwartier hebben kunnen besparen. Ook dan was ik niet toegekomen aan de volledige vertoning van de twee keer tien minuten documentaire, maar ik had zeker de vertwijfelde leerling die mis had zitten kijken nog kunnen helpen. De uitleg had ik voor de hele groep naar behoren kunnen geven èn afronden.
Er is echter hoop zolang er mensen (van buiten het onderwijs) zijn die voorstellen om leraren minder vakantie te geven. Als het eenmaal zover is, kan ik na zo'n werkdrukke les tegen mezelf zeggen dat ik mij niet op moet winden. Ik krijg immers komende zomer de gelegenheid om het in te halen. Man, wat zal dát veel werkdruk van mijn schouders nemen.
________________________


________________________

donderdag 19 februari 2009

Onderwijs op maat

Ze is zestien, intelligent en zo onzeker over zichzelf als meisjes van zestien wel vaker zijn. Ze kan makkelijk in zes jaar tijd met mooie cijfers een atheneumdiploma halen.
Vandaag bekijken we haar vorderingen. Haar cijfers zijn wel oké, maar over haar tempo is ze ontevreden.
'Nu kan ik sarcastisch doen en zeggen: dan moet je harder gaan werken', zeg ik: 'maar dat weet je zelf ook wel, hè?'
Natuurlijk weet ze dat en ze neemt het zich ook telkens voor maar het mislukt steeds. Na wat heen en weer gepraat over motivatie en doen wat je je voorneemt, vraag ik haar waarom het eigenlijk een probleem is als ze er langer over zal doen? Bij ons op school kun je in augustus en in januari ook examen doen, dus wat is het probleem? Dat je een half of een heel jaar later van school komt? Dat je later afstudeert aan de universiteit? Maakt dat zoveel uit op een leven van tachtig jaar? Waar gaat het eigenlijk over? Waarom niet lekker relaxed gedaan en naast een diploma met mooie cijfers ook nog eens de herinnering aan een gezellige tijd meenemen als je onze school verlaat? Daar denkt ze even over na en ze weet eigenlijk geen goede argumenten om het niet op die manier aan te pakken.
Ik vraag of ze hier met haar ouders open over kan praten? Of verwachten die van haar dat ze het netjes in zes jaar zal doen en daarmee basta? Nee, met haar ouders kan ze daar wel over praten hoor.
'Weet u geen argumenten om er níét langer over te doen?' vraagt ze.
Ik lach kort en kijk dan peinzend naar een poster van Jezus als rockstar op een rode loper, getekend door een groepje derdeklassers. Ze lacht onzeker, alsof ze al begrijpt waarom ik niets zeg: zulke argumenten zullen wel niet bestaan. Inderdaad moet ik er even over nadenken, maar dat heeft er ook mee te maken dat ik leerlingen meestal hun eigen argumenten laat aanvoeren, zowel in mijn vak als voor de motivatie van hun studie.
In dit geval moet ik haar wat argumenten aan de hand doen, dat is duidelijk, dus ik leg uit dat je achterblijft als je vroegere klasgenoten hun diploma al hebben. Je komt ze later tegen en ze vertellen over hun nieuwe leven in hun nieuwe stad met hun nieuwe studievrienden op hun nieuwe kamer en het is allemaal supervet en chill en zo. Ik zeg dat leerlingen die er langer over doen mij dat vertellen. Dat ze daar van balen. Dat ze echt een toffe tijd op het Roncalli hebben, leuke sfeer en zo, maar stuk voor stuk zijn ze het zat na een verblijf dat langer duurt dan de vijf of zes jaar die ervoor staan.
'Dat is één', zeg ik en ik raak op dreef. Ik vertel haar dat je in een klas terecht komt waarin leerlingen zitten die er dus langer over doen. Sommige kiezen daar bewust voor, andere kunnen op die manier een diploma halen dat anders te hoog gegrepen voor ze zou zijn en er zijn er ook die tijd verloren hebben door persoonlijke omstandigheden.
'Allemaal niets mis mee, maar zie jij jezelf tussen die leerlingen lekker op je gemak goede cijfers scoren en onder je niveau presteren?'
Als ze al weg is, bedenk ik nog een argument: de voldoening die je ervaart als je je gestelde doel realiseert. We spreken af dat ze het er met haar ouders over zal hebben en dat ze een beslissing gaat nemen waarop ze niet meer terug mag komen. Ze denkt dat ze al wel weet wat het worden zal en ik ben het met haar eens. Natuurlijk moet ze gaan voor zes jaar met een examen in mei. Natuurlijk moet ze gaan voor mooie cijfers.

Vlak voor het einde van ons gesprek vertelt ze dat ze vaak boven haar boeken gaat zitten en dan moet ze wéér van die stomme oefeningen maken. Weg goede voornemens, weg concentratie. De computer is dichtbij, en msn.
Ze kan het zonder die oefeningen. Misschien kunnen we daar eens naar kijken als ze een beslissing heeft genomen? Misschien moeten we met sommige leraren overleggen of ze oefeningen over mag slaan? Ja, dat zou ze graag willen. Hoe streng controleren docenten eigenlijk wat je allemaal hebt gedaan voordat je een toets of schoolexamen mag doen? Dat verschilt nogal. Laatst heeft ze een toets gedaan en ze scoorde er een mooi cijfer voor zonder dat ze ook maar één oefening had gemaakt. Ze snapt het meestal wel als ze het een keer doorgelezen heeft, zegt ze.

Op mijn fiets op weg naar huis fantaseer ik erover hoe mooi het zou zijn als we elke leerling onderwijs op maat zouden kunnen bieden. Met kleinere klassen, met minder administratief geneuzel voor hoogopgeleide leraren en per saldo meer tijd voor de leerlingen zou deze zestienjarige, intelligente en onzekere leerlinge wellicht in vijf jaar tijd haar atheneumdiploma kunnen halen, een jaar sneller dan normaal en wie weet, zou de grotere uitdaging wel precies zijn wat ze nodig heeft als motivatie.
___________________

___________________

maandag 9 februari 2009

Muziek of me ziek melden

Afgelopen oktober ben ik in Brussel naar een concert van Ska-P geweest. De band maakte furore in de jaren negentig en ik leerde ze kennen nadat ik The Locos (een sideproject van de zanger van Ska-P) zag op Festival Dour 2006. Dit is geen musical review blog, dus ik zal mijn beschrijving beperken tot de opmerking dat ze vrolijk klinkende, Spaanstalige maatschappijkritische liedjes maken.

Waarom weet ik niet, maar ongeveer vanaf de tijd dat ik naar dat concert in Brussel ben geweest, bewaar ik de toegangskaart in mijn schoolagenda. Het ding ligt daar tussen allerlei andere papieren en het ligt mij niet in de weg, zodat het blijft waar het is.
Naar het kaartje in mijn opengeslagen agenda wijzend zei dinsdag ineens een jongen:
'Hé, Ska-P! Die zijn echt vet.'
Hij is een jaar of achttien, dus hij zou Ska-P nog bewust meegemaakt kunnen hebben, flitste het door me heen, maar eigenlijk vermoedde ik dat hij zo'n jongen is die steeds actief op zoek gaat naar nieuwe muzikale ervaringen. Enthousiast (en om de patser uit te hangen) vertelde ik hem waar en wanneer ik ze heb zien optreden 'en vrijdag ga ik er weer heen, in Amsterdam, samen met mijn zoon'.
We praten even over Ska-P in het algemeen. Hij vertelt dat ze ook een sideproject hebben onder de naam "The Locos" en als ik er nog een vette schep bovenop doe door te vertellen dat ik die óók gezien heb, zegt hij:
'Ik voel eerlijk gezegd wel wat jaloezie opkomen'.

Het is vrijdag. De wekker verscheurt het niets, hetgeen uit de aard der zaak slechts een constatering achteraf kan zijn. Ik voel het meteen: foute boel. Bovenin mijn schedel zit een zware, alle aandacht opeisende hoofdpijn. Voorzichtig ga ik zitten. Nee, het is geen vergissing, in tegendeel, ik moet mijn hoofd met twee handen ondersteunen om te voorkomen dat mijn los hangende hersenen niet in botsing komen met het dak van mijn schedel. Met moeite vergaar ik uit flarden van herinneringen een beeld van de dag die voor mij ligt. Met mijn hoofd in mijn handen zoals ik deed wanneer ik een kater had maar dat is lang geleden en gisterenavond dronk ik niet meer dan een half wijntje, strompel ik naar de medicijnkast en neem er een kaartje met nog zes ibuprofens uit. Om te beginnen slik ik er twee, maar drie kwartier later is de hoofdpijn niet minder geworden. Inmiddels heb ik gedouched en licht ontbeten.
Moet ik me vandaag dan maar ziek melden? Ik kan zo niet voor de klas gaan staan. Zijn er zaken die niet gemakkelijk kunnen worden uitgesteld? Ja dus: twee eerste klassen die ik moet vertellen wat ze voor hun toets moeten leren en een afspraak met ouders. "Ziek zijn overkomt je, maar ziek melden is gedrag", bedenk ik mij maar wat mij vooral voor ogen staat: vanavond Ska-P in de Melkweg! Ik slik nog een ibuprofen. Een golf van misselijkheid gaat door mijn lijf.
Eenmaal op school aangekomen, merk ik dat de hoofdpijn een ietsjepietsje minder hevig is. Ik neem nog een ibuprofen. Het eerste lesuur doe ik rustig aan. De hoofdpijn maakt plaats voor ganzeveren. Zweverig draai ik het tweede, derde en vierde uur. De brugklassers merken aan mij dat ik "vaag" doe. Ik leg ze uit waardoor het komt en ze hebben er begrip voor, houden zich gedeisd, wensen mij beterschap. Jawel, de leerlingen bij ons op school zijn bijna altijd aardige, vriendelijke jonge mensen.
Met scherpe, stalen klauwen omklemt het monster in mijn hoofd opnieuw mijn grijze massa. Er zit niets anders op, ik zal mijn zoon moeten gaan bellen dat het voor mij vanavond waarschijnlijk niets wordt. Gelukkig zou er nog een vriend meegaan, zodat hij niet alleen hoeft of nog erger: in dat geval dan ook maar niet zou gaan. Nee, hij vindt het prima als er in mijn plaats een leerling van achttien mee zou gaan, zegt hij desgevraagd. Ik zoek de jaloerse jongen van afgelopen dinsdag op en vertel hem het grote nieuws:
'Als je wilt, kun je mijn kaartje overnemen, ik ben zelf namelijk ziek.'
Jammer, hij heeft al iets, hij kan niet.

Om half drie zit ik tegenover de ouders met wie ik een afspraak had en hun dochter, een mentorleerling van mij. Ik hoor ze praten en mezelf antwoord geven, maar het lijkt van erg ver te komen. En daarna kan ik naar huis. De avond breng ik slapend door op de bank, maar niet voordat ik eerst naar het toilet ben geweest om eindelijk over te geven.
'Het was supervet', vertelt mijn zoon de volgende dag. Hij baalde nogal dat ik niet mee kon, maar ik heb hem op het hart gedrukt er volop van te gaan genieten en dat heeft ie kennelijk gedaan. Mijn ticket heeft hij nog kunnen verpatsen voor dertig euro.
Het is zaterdag. Ik heb lang geslapen en ik voel mij kiplekker.
________________________


________________________

woensdag 4 februari 2009

Één lesuur.

Zodra ik het lokaal binnenkom, stellen twee leerlingen zich op naast mijn bureau, elk met een pen in de hand. Eén van hen sprak mij gisteren in de mediatheek al aan om te vertellen dat ze voor vandaag toets had afgesproken met mij en hoe dat nu moest want ze was overgeplaatst van de vierde naar de vijfde. Nee, vrijdag in haar nieuwe klas kon het niet, want, legde ik uit:
‘Daar ben ik met andere dingen bezig, ik heb er een planning gemaakt die geen ruimte geeft om iets anders tussendoor te doen’.
Op het moment dat ze er tegen mij over begon, was ik druk in de weer met iets anders.
‘Eh, ik weet het even niet’, was het enige dat ik zo één, twee, drie wist uit te brengen.
Of het dan misschien in één van mijn mediatheekuren kon? Om daar antwoord op te kunnen geven, zou ik mijn agenda moeten pakken en die had ik niet bij mij.
‘Kan het niet gewoon morgen in je oude groep?’ vroeg ik: ‘Dat je daar nog voor één keer naar toe komt?'
Zij had haar agenda wel bij zich, ze keek er in en zag welk vak ze dan volgens haar nieuwe rooster zou hebben, maar ook dat ze nog geen boeken had voor dat vak, dus dat ze eigenlijk niet veel zou kunnen doen. Dat was dan geregeld.
‘Nog wel eerst met die collega bespreken, hoor, niet zomaar op eigen houtje wegblijven daar’, riep ik haar nog na.

Ik kijk het lokaal rond en zie dat veel leerlingen sinds de vorige keer uit deze klas zijn verdwenen, die zijn allemaal over naar de vijfde en ik zie dat er ook twee nieuwe leerlingen uit de derde zijn bijgekomen.
Snel trek ik mijn bureaulade open, gris er een aantal toetsvelletjes uit, geef elk van de leerlingen twee velletjes. Uit de kast pak ik de map met toetsen. Ze moeten in stilte kunnen werken, vind ik. Ik wil snel op zoek naar een leeg lokaal of een ander stil hoekje in de school.
‘Hier zijn onze opdrachten, meneer, die moesten we eerst nog inleveren. Kijkt u het deze les even na? Dan kunt u aftekenen dat we het gemaakt hebben.’ Ze leggen hun spullen op mijn bureau.
Inwendig zucht ik en been dan met grote passen het lokaal uit, de twee leerlingen volgen mij. Aan het einde van de gang tref ik een leeg lokaal aan. Één leerling kan hier aan de slag. Het arme kind dat mij verder volgen moet op zoek naar nog een rustig plekje kan mij nauwelijks bijhouden. Boven bij de docentenwerkruimte vind ik een tafel met een stoel voor haar.
Bijna in looppas haast ik mij terug naar mijn lokaal. De nieuwe leerlingen moeten takenbladen en studiewijzers krijgen en ermee op weg geholpen worden. En dan is er de groep die vóór de kerst uit de derde is overgekomen. Die komen er steeds al min of meer bekaaid vanaf, omdat ik druk ben geweest met de leerlingen die over moesten naar de vijfde.
Ach, ik wist wel dat er weer een hergroepering op stapel stond, dat was ons per e-mail verteld. Toch voelt het als een overval. Ik ruk de deur van mijn lokaal open, storm naar binnen en zie een jongeman naast mijn bureau staan, die mij doodleuk vertelt dat hij toets komt doen. Ja, hij stond inderdaad ingeschreven voor vandaag. Ik doe boos tegen hem, vertel hem dat je het niet kunt maken te laat te komen voor een toets, dat je dat straks bij het examen ook niet hoeft te flikken, dat ik eigenlijk een 1 zou moeten noteren. Hij kijkt bedremmeld, trilt zelfs een beetje. Onmiddellijk voel ik spijt over mijn harde toon. Met veel poeha maak ik hem duidelijk dat ik te goed ben voor deze wereld en vooruit dan maar enzovoort.
'Je moet dan natuurlijk wel je uitgewerkte opdrachten en je cijferkaart hier achterlaten', voeg ik er aan toe. Hij begint aan een uitgebreide speurtocht tot in de diepste krochten van zijn smoezelige rugzak. Inwendig sta ik onder stoomdruk, wat ik natuurlijk professioneel weet te verbergen. Wanneer hij tenslotte het vereiste papierwerk gevonden heeft, volgt opnieuw een speurtocht naar een rustige locatie en we vinden er zowaar nog één.

Ach, wat een brave leerlingen zijn de achtergeblevenen toch.
Ze zitten rustig te werken op één leerling na. We hebben nog 35 minuten tot onze beschikking. Aan de twee nieuwelingen beloof ik dat de laatste tien minuten voor hen zijn, want ik moet dringend een aantal dingen uitleggen aan de grotere groep. Beetje jammer dat van de grotere groep er twee leerlingen niet zijn. Die zal ik dan apart nog weer een keertje bij moeten praten. Juist als ik adem gehaald heb om uitleg te gaan geven, staat een leerling op, loopt op mij af en steekt een arm uit. In haar hand houdt ze een schrift en een aftekenkaart.
‘Kunt u dit aftekenen, meneer?’ Ze heeft haar opdrachten gemaakt en dan moet dat op een cijferkaart worden genoteerd en ik moet het ook in mijn eigen administratie bijhouden.
Een vluchtige inspectie van haar werk leert mij dat er nog wel het één en ander aan mankeert. Met name één ding valt mij op en daar haak ik dan meteen maar “klassikaal” op in, door toe te lichten hoe je die opdrachten zo kunt maken dat je er optimaal profijt van hebt bij het leren voor je toets. Eindelijk kan ik dan beginnen aan de uitleg over opdracht 5, in overeenstemming met het programma dat ik voor deze les in gedachten had. Een blik op mijn horloge leert mij dat ik niet verder zal kunnen komen dan een inleiding. Als ik eenmaal bezig ben, stel ik tussendoor vragen aan leerlingen die daar uitgebreider op ingaan dan gezien de tijd wenselijk is, terwijl het juist prettig hoort te zijn als leerlingen zich betrokken tonen. Nog zeven minuten heb ik als ik met mijn uitleg op een punt bent aangeland waar ik goed kan stoppen om de draad volgende les weer op te pakken.

De nieuwelingen krijgen van mij de benodigde papieren. Eigenlijk moeten ze dit moduul beginnen met het bekijken van de film “Yasmin”, over een jonge, goed geïntegreerde moslima in een Britse industriestad. Een beknopte beschrijving van veel knelpunten die optreden wanneer twee verschillende culturen tot elkaar zijn veroordeeld binnen één samenleving krijgen ze er op een A-4tje bij en de kijkopdracht bij de film luidt: noteer elke gebeurtenis uit de film waarvan jij denkt dat die samenhangt met één of meer van de knelpunten en vermeld erbij om welk(e) knelpunt(en) het gaat. Die opdracht kunnen ze uiteraard niet zonder voorbereiding uitvoeren en voor die voorbereiding heb ik tijd nodig. Ik zal de knelpuntenlijst met ze moeten doornemen. Ze vertellen mij dat er binnen afzienbare tijd nog meer leerlingen uit de derde komen. Tja, wanneer dan? Ze weten het ook niet precies. Komende week moet ik dat dan eens aan de leerprocesmanager van de derde jaarlaag vragen.
Omdat het vanwege verschillende voor de hand liggende redenen handiger is als ik ze tegelijk met de nog te verwachten leerlingen naar "Yasmin" laat kijken, kunnen ze maar beter met de opdrachten beginnen in plaats van met de film, maar één van hen heeft het boek voor mijn vak nog niet binnen van boekenhuis "Iddink".
`Ja, het is wel besteld, meneer.’
Voor de zekerheid leg ik toch maar uit hoe ze de opdrachten moeten maken. Ik heb dat een half uurtje geleden aan de anderen uit deze klas uitgelegd, maar toen letten deze twee niet op, omdat ze niet wisten dat dat ook al voor hen bestemd zou kunnen zijn en ik had er ook even geen erg in. Ze zaten op dat moment ijverig voor een ander vak te werken met muziek in hun oren, in afwachting van uitleg die ik dus op datzelfde moment aan het geven was. Toch zie ik kans om een turboversie van de benodigde toelichting bij de opdrachten erdoorheen te jagen.

De bel toetert en ik zit middenin het lokaal, middenin een zin, bij de leerlingen aan tafel. Ik kijk achterom en zie dat mijn spullen over mijn bureau verspreid liggen. Open mappen, papieren, werk van leerlingen, mijn laptop. Een van de leerlingen die toets aan het doen was, komt binnen. ‘Kan ik mijn werk weer meenemen, meneer?’ Dat kan dus niet, want ik ben er niet aan toegekomen om naar het werk van welke leerling dan ook te kijken. Dus beloof ik dat ik het later op de dag bekijk en dat ik het terug zal leggen in het postvak van hun klas. Ik pak mijn spullen in terwijl er met veel herrie een brugklas binnenkomt. De collega die hen les gaat geven maakt een grapje:
‘Ik kom jou wegjagen’.
Het is ook een grapje, wat niet wegneemt dat ik mij opgejaagd voel.
Niet vergeten toetsen mee te nemen, hou ik mijzelf voor, want in de mediatheek zitten twee leerlingen op mij te wachten om een toets te maken. Ook heb ik er een afspraak met een mentorleerling, de mentoraatmap moet dus ook mee. Met mijn armen vol papieren en mappen, en mijn tas met laptop over mijn schouder wil ik het lokaal verlaten. Mijn collega vraagt wat dat voor tassen zijn die hier nog staan? Oh ja, die zijn van die twee die nog toets aan het maken zijn.
‘Wil je ze alsjeblieft daar in het hoekje zetten?’ vraag ik.
Er zitten drie leerlingen op mij te wachten in de mediatheek. Twee hebben een lesuur nodig voor het maken van die toets. Ik heb haast. Een van de twee leerlingen die nog met de toets bezig was, komt er net aanlopen. Ik neem de toets in ontvangst. Tja, die laatste toets moet ik toch ook eerst hebben. Dan maar een omweg maken om hem ter plekke op te halen. Die jongen was tenslotte zelf te laat, dus de beschikbare tijd is nu wel om.

Daar ga ik dan. En over één lesuur zit ik weer gewoon in hetzelfde lokaal waaruit ik nu hals over kop moet vertrekken.
________________________


________________________