woensdag 4 februari 2009

Één lesuur.

Zodra ik het lokaal binnenkom, stellen twee leerlingen zich op naast mijn bureau, elk met een pen in de hand. Eén van hen sprak mij gisteren in de mediatheek al aan om te vertellen dat ze voor vandaag toets had afgesproken met mij en hoe dat nu moest want ze was overgeplaatst van de vierde naar de vijfde. Nee, vrijdag in haar nieuwe klas kon het niet, want, legde ik uit:
‘Daar ben ik met andere dingen bezig, ik heb er een planning gemaakt die geen ruimte geeft om iets anders tussendoor te doen’.
Op het moment dat ze er tegen mij over begon, was ik druk in de weer met iets anders.
‘Eh, ik weet het even niet’, was het enige dat ik zo één, twee, drie wist uit te brengen.
Of het dan misschien in één van mijn mediatheekuren kon? Om daar antwoord op te kunnen geven, zou ik mijn agenda moeten pakken en die had ik niet bij mij.
‘Kan het niet gewoon morgen in je oude groep?’ vroeg ik: ‘Dat je daar nog voor één keer naar toe komt?'
Zij had haar agenda wel bij zich, ze keek er in en zag welk vak ze dan volgens haar nieuwe rooster zou hebben, maar ook dat ze nog geen boeken had voor dat vak, dus dat ze eigenlijk niet veel zou kunnen doen. Dat was dan geregeld.
‘Nog wel eerst met die collega bespreken, hoor, niet zomaar op eigen houtje wegblijven daar’, riep ik haar nog na.

Ik kijk het lokaal rond en zie dat veel leerlingen sinds de vorige keer uit deze klas zijn verdwenen, die zijn allemaal over naar de vijfde en ik zie dat er ook twee nieuwe leerlingen uit de derde zijn bijgekomen.
Snel trek ik mijn bureaulade open, gris er een aantal toetsvelletjes uit, geef elk van de leerlingen twee velletjes. Uit de kast pak ik de map met toetsen. Ze moeten in stilte kunnen werken, vind ik. Ik wil snel op zoek naar een leeg lokaal of een ander stil hoekje in de school.
‘Hier zijn onze opdrachten, meneer, die moesten we eerst nog inleveren. Kijkt u het deze les even na? Dan kunt u aftekenen dat we het gemaakt hebben.’ Ze leggen hun spullen op mijn bureau.
Inwendig zucht ik en been dan met grote passen het lokaal uit, de twee leerlingen volgen mij. Aan het einde van de gang tref ik een leeg lokaal aan. Één leerling kan hier aan de slag. Het arme kind dat mij verder volgen moet op zoek naar nog een rustig plekje kan mij nauwelijks bijhouden. Boven bij de docentenwerkruimte vind ik een tafel met een stoel voor haar.
Bijna in looppas haast ik mij terug naar mijn lokaal. De nieuwe leerlingen moeten takenbladen en studiewijzers krijgen en ermee op weg geholpen worden. En dan is er de groep die vóór de kerst uit de derde is overgekomen. Die komen er steeds al min of meer bekaaid vanaf, omdat ik druk ben geweest met de leerlingen die over moesten naar de vijfde.
Ach, ik wist wel dat er weer een hergroepering op stapel stond, dat was ons per e-mail verteld. Toch voelt het als een overval. Ik ruk de deur van mijn lokaal open, storm naar binnen en zie een jongeman naast mijn bureau staan, die mij doodleuk vertelt dat hij toets komt doen. Ja, hij stond inderdaad ingeschreven voor vandaag. Ik doe boos tegen hem, vertel hem dat je het niet kunt maken te laat te komen voor een toets, dat je dat straks bij het examen ook niet hoeft te flikken, dat ik eigenlijk een 1 zou moeten noteren. Hij kijkt bedremmeld, trilt zelfs een beetje. Onmiddellijk voel ik spijt over mijn harde toon. Met veel poeha maak ik hem duidelijk dat ik te goed ben voor deze wereld en vooruit dan maar enzovoort.
'Je moet dan natuurlijk wel je uitgewerkte opdrachten en je cijferkaart hier achterlaten', voeg ik er aan toe. Hij begint aan een uitgebreide speurtocht tot in de diepste krochten van zijn smoezelige rugzak. Inwendig sta ik onder stoomdruk, wat ik natuurlijk professioneel weet te verbergen. Wanneer hij tenslotte het vereiste papierwerk gevonden heeft, volgt opnieuw een speurtocht naar een rustige locatie en we vinden er zowaar nog één.

Ach, wat een brave leerlingen zijn de achtergeblevenen toch.
Ze zitten rustig te werken op één leerling na. We hebben nog 35 minuten tot onze beschikking. Aan de twee nieuwelingen beloof ik dat de laatste tien minuten voor hen zijn, want ik moet dringend een aantal dingen uitleggen aan de grotere groep. Beetje jammer dat van de grotere groep er twee leerlingen niet zijn. Die zal ik dan apart nog weer een keertje bij moeten praten. Juist als ik adem gehaald heb om uitleg te gaan geven, staat een leerling op, loopt op mij af en steekt een arm uit. In haar hand houdt ze een schrift en een aftekenkaart.
‘Kunt u dit aftekenen, meneer?’ Ze heeft haar opdrachten gemaakt en dan moet dat op een cijferkaart worden genoteerd en ik moet het ook in mijn eigen administratie bijhouden.
Een vluchtige inspectie van haar werk leert mij dat er nog wel het één en ander aan mankeert. Met name één ding valt mij op en daar haak ik dan meteen maar “klassikaal” op in, door toe te lichten hoe je die opdrachten zo kunt maken dat je er optimaal profijt van hebt bij het leren voor je toets. Eindelijk kan ik dan beginnen aan de uitleg over opdracht 5, in overeenstemming met het programma dat ik voor deze les in gedachten had. Een blik op mijn horloge leert mij dat ik niet verder zal kunnen komen dan een inleiding. Als ik eenmaal bezig ben, stel ik tussendoor vragen aan leerlingen die daar uitgebreider op ingaan dan gezien de tijd wenselijk is, terwijl het juist prettig hoort te zijn als leerlingen zich betrokken tonen. Nog zeven minuten heb ik als ik met mijn uitleg op een punt bent aangeland waar ik goed kan stoppen om de draad volgende les weer op te pakken.

De nieuwelingen krijgen van mij de benodigde papieren. Eigenlijk moeten ze dit moduul beginnen met het bekijken van de film “Yasmin”, over een jonge, goed geïntegreerde moslima in een Britse industriestad. Een beknopte beschrijving van veel knelpunten die optreden wanneer twee verschillende culturen tot elkaar zijn veroordeeld binnen één samenleving krijgen ze er op een A-4tje bij en de kijkopdracht bij de film luidt: noteer elke gebeurtenis uit de film waarvan jij denkt dat die samenhangt met één of meer van de knelpunten en vermeld erbij om welk(e) knelpunt(en) het gaat. Die opdracht kunnen ze uiteraard niet zonder voorbereiding uitvoeren en voor die voorbereiding heb ik tijd nodig. Ik zal de knelpuntenlijst met ze moeten doornemen. Ze vertellen mij dat er binnen afzienbare tijd nog meer leerlingen uit de derde komen. Tja, wanneer dan? Ze weten het ook niet precies. Komende week moet ik dat dan eens aan de leerprocesmanager van de derde jaarlaag vragen.
Omdat het vanwege verschillende voor de hand liggende redenen handiger is als ik ze tegelijk met de nog te verwachten leerlingen naar "Yasmin" laat kijken, kunnen ze maar beter met de opdrachten beginnen in plaats van met de film, maar één van hen heeft het boek voor mijn vak nog niet binnen van boekenhuis "Iddink".
`Ja, het is wel besteld, meneer.’
Voor de zekerheid leg ik toch maar uit hoe ze de opdrachten moeten maken. Ik heb dat een half uurtje geleden aan de anderen uit deze klas uitgelegd, maar toen letten deze twee niet op, omdat ze niet wisten dat dat ook al voor hen bestemd zou kunnen zijn en ik had er ook even geen erg in. Ze zaten op dat moment ijverig voor een ander vak te werken met muziek in hun oren, in afwachting van uitleg die ik dus op datzelfde moment aan het geven was. Toch zie ik kans om een turboversie van de benodigde toelichting bij de opdrachten erdoorheen te jagen.

De bel toetert en ik zit middenin het lokaal, middenin een zin, bij de leerlingen aan tafel. Ik kijk achterom en zie dat mijn spullen over mijn bureau verspreid liggen. Open mappen, papieren, werk van leerlingen, mijn laptop. Een van de leerlingen die toets aan het doen was, komt binnen. ‘Kan ik mijn werk weer meenemen, meneer?’ Dat kan dus niet, want ik ben er niet aan toegekomen om naar het werk van welke leerling dan ook te kijken. Dus beloof ik dat ik het later op de dag bekijk en dat ik het terug zal leggen in het postvak van hun klas. Ik pak mijn spullen in terwijl er met veel herrie een brugklas binnenkomt. De collega die hen les gaat geven maakt een grapje:
‘Ik kom jou wegjagen’.
Het is ook een grapje, wat niet wegneemt dat ik mij opgejaagd voel.
Niet vergeten toetsen mee te nemen, hou ik mijzelf voor, want in de mediatheek zitten twee leerlingen op mij te wachten om een toets te maken. Ook heb ik er een afspraak met een mentorleerling, de mentoraatmap moet dus ook mee. Met mijn armen vol papieren en mappen, en mijn tas met laptop over mijn schouder wil ik het lokaal verlaten. Mijn collega vraagt wat dat voor tassen zijn die hier nog staan? Oh ja, die zijn van die twee die nog toets aan het maken zijn.
‘Wil je ze alsjeblieft daar in het hoekje zetten?’ vraag ik.
Er zitten drie leerlingen op mij te wachten in de mediatheek. Twee hebben een lesuur nodig voor het maken van die toets. Ik heb haast. Een van de twee leerlingen die nog met de toets bezig was, komt er net aanlopen. Ik neem de toets in ontvangst. Tja, die laatste toets moet ik toch ook eerst hebben. Dan maar een omweg maken om hem ter plekke op te halen. Die jongen was tenslotte zelf te laat, dus de beschikbare tijd is nu wel om.

Daar ga ik dan. En over één lesuur zit ik weer gewoon in hetzelfde lokaal waaruit ik nu hals over kop moet vertrekken.
________________________


________________________