zaterdag 21 februari 2009

Lokalen

Als het gaat over werkdruk in het onderwijs dan lijkt het te gaan over werkdruk op leraren. Dat is een eenzijdige benadering, althans in mijn interpretatie van het fenomeen. Zolang er teveel druk uitgaat van het werk dat gedaan moet worden, gaat dat ten koste van het onderwijs. Het kunnen dan wel de leraren zijn die er onder gebukt gaan, de leerlingen betalen er ook een prijs voor.
Je hoeft geen verstand te hebben van geldstromen in onderwijsland om te beseffen dat in veel tekortkomingen zou kunnen worden voorzien als er meer geld zou zijn. Het is immers zo dat zaken die door de mensen die kunnen weten wat goed is voor het onderwijs - de leraren - als verbeteringen worden voorgesteld vaak stranden op het argument dat er geen geld voor is.

Jarenlang heb ik met mijn spullen door de school gezeuld, van lokaal naar lokaal, precies zoals collega's in den lande dat vandaag de dag nog steeds moeten doen.
Ikzelf tref het de laatste jaren niet slecht. Oké, ik betoogde in een ander bericht al dat ik het in ons tijdperk van digitalisering nogal Spartaans vind dat er geen optimale informatietechnologie in de hele school aanwezig is, maar verder is het lokaal waar ik het merendeel van mijn lessen geef voldoende geoutilleerd. Ik hoef niet met krijt te werken, want er is een whiteboard, waardoor er niet na verloop van tijd gaatjes in mijn kleding verschijnen door de inwerking van agressief kalk, er niet op alles in het lokaal een grauwe laag stof ligt én zo heb ik geen last van exceem aan mijn handen. Er is een goed werkende tv met dvd-speler, aangesloten op een stereo-installatie; met de kwaliteit van het geluid zit het dus ook wel goed. Er hangen deugdelijke zonneschermen en verduisteringsgordijnen voor het raam. Aan één muur hangt over de volle lengte een stellage waarop werkstukken van leerlingen worden geëxposeerd. Ik beschik over drie kasten waarin ik takenbladen, nakijkbladen, boeken, studiewijzers, instructieschema's en allerlei ander lesmateriaal bewaar.
Alles bij elkaar is het heel aardig, maar het kan beter, want de kasten zijn gammel; van één gaan de deuren alleen dicht als ik ertegen schop, van een andere blijven ze alleen dicht als ik er een opgevouwen stuk papier tussen klem. De lades van het bureau vergen vaardigheid om ze te openen waarbij ze erbarmelijk piepende geluiden maken. De tafeltjes en stoeltjes zijn oud, groezelig en beschadigd. En ik hoef mij niet af te vragen of het op andere scholen beter is, op open dagen die ik bezocht met mijn kinderen constateerde ik dat dit op zijn minst een regionaal verschijnsel is.

Wanneer je aan het begin van een werkdag de school binnenwandelt, is het raadzaam even een controlebezoek te brengen aan de roosterwijzigingen op het mededelingenbord in de personeelskamer. Ik lees er dat ik het eerste lesuur in een ander lokaal zit.
Het is een lokaal met blackboard, dus ik begin ermee water en spons op te halen, zodat ik krijt na gebruik stofvrij kan bestrijden. Op het programma staat: "instructie over opdracht 49". Dit is een opdracht die meetelt voor een later schoolexamen. Leerlingen moeten met behulp van een aantal opdrachten het mensbeeld analyseren dat cineast Bert Haanstra presenteert in de film "Bij de beesten af", waarna ze er met drie eigen, beargumenteerde stellingen op moeten reageren. Pittige opdracht die vergt dat de docent duidelijke structuur aanbiedt.
Het is een grote groep. Eerst moet ik controleren op aanwezigheid, vervelend, want mijn leerlingenlijst ligt in het lokaal waar ik meestal zit (ik kan niet zeggen "mijn lokaal" want niemand heeft een eigen lokaal).
Dan blijken er een aantal leerlingen te zijn die in een ander tempo werken en die toch echt nieuwe studiewijzers nodig hebben. Die heb ik niet bij mij, er zit niet anders op dan opnieuw naar het lokaal te gaan waar mijn spullen liggen.
Staande voor de kast waar de papieren liggen, met naast mij het gepraat van een collega die daar op dat moment les geeft, probeer ik efficient te zijn: wat heb ik nodig? Dit blad, dat pakketje stencils, vergeet ik niets? Ik hoor waar de collega het over heeft, het is best interessant. Terug bij de klas waarin ik aan één groep leerlingen eigenlijk een lesuur lang instructie had moeten geven, deel ik haastig het vereiste papierwerk uit. Kort - te kort - leg ik uit hoe ze met de papieren moeten werken.
Het is tien voor negen. Ik begin mij opgejaagd te voelen, wil alvast de dvd op scherp zetten. Twee stukjes van tien minuten moeten de leerlingen ervan bekijken. Misschien als ik snel ben, kan ik een verkorte versie van de uitleg geven. Ik graaf in de bliksemschade die ik in de bureaulades aantref, vind een afstandsbediening, druk, druk, druk op de knopjes, maar de dvd gaat niet spelen. In mij gist het. Het ding is wel erg licht, zitten er wel batterijen in? Nee dus. Dan maar bedienen op het apparaat zelf. Dat gaat niet, de benodigde knopjes ontbreken. Op een draf ga ik weer naar - eh, u weet intussen wel waarheen.
Mijn collega zit achter het bureau, zodat ik haar moet onderbreken om te vragen of ze even opzij wil gaan. De la knarst luid bij het openen. Ik pak er de afstandbediening uit. Terug bij de gezellig kletsende leerlingen - zij hebben geen last van werkdruk, noch hebben zij er ook maar enige notie van hoe het mij intussen vergaat - ruk ik de batterijen uit de afstandsbediening die ik zojuist heb opgehaald en zet ze in de lege soortgenoot, maar als ik vervolgens verwachtingsvol op de knopjes druk, gebeurt er niets. Slap vallen mijn armen naast mijn lichaam. Wat nu?
Een nieuw licht gaat mij op. Is dit wel de juiste afstandbediening? Een vluchtig vergelijkend warenonderzoek leert mij van niet. Geweldig, dat was een reis voor niets. Voor de tweede keer graaf ik in de puinhoop in de lades van het bureau en ja hoor, daar diep ik een passende afstandbediening op die het - wonder boven wonder - blijkt te doen.
Het is negen uur. Dat ga ik dus niet meer redden, maar de klas maakt het niet veel uit, die kletst onverstoord verder.
Zelf inmiddels in hoge mate gedestructureerd, probeer ik voor de leerlingen structuur aan te brengen in de opdracht. Om kwart over negen denk ik dat ik er ben en andermaal vergis ik mij. Er ontbreekt een bladzijde waarnaar ik verwijs. Die takenbladen heb ik vorig jaar al gekopieerd en nu schiet mij te binnen dat er toen iets was fout gegaan in de kopieermachine. De ontbrekende bladzijde heb ik toen los erbij gekopieerd; er ligt nog een stapeltje in dat andere lokaal.
Voor de vierde keer vlieg ik heen en weer, deel de stapeltjes papier uit, geef nog enkele laatste aanwijzingen en dan roept een leerling:
'Maar op welke bladzijde staat dat dan?'
Ze blijkt wel het paginanummer dat ik heb opgegeven opgezocht te hebben, maar in een verkeerd takenblad.
'Ik snap er echt helemaal niets meer van', voegt ze er op hoge toon aan toe.
'Nee, ik ook niet', roept een andere leerling.
De bel gaat. Het is duidelijk: volgende les zal ik van voor af aan moeten beginnen.

Als er genoeg lokalen zouden zijn, zou dit soort primitief geschipper niet nodig zijn, overweeg ik naderhand, of ben ik nu kortzichtig? Voorlopig denk ik dat het goed zou zijn voor de leraar, als hij niet al na twee van zulke lesuren half gesloopt zou zijn. Die leraar zou dan scherper zijn bij het lesgeven aan de groepen die hij de rest van de dag nog voor zijn neus krijgt.
In het hier beschreven geval zou ik een kwartier hebben kunnen besparen. Ook dan was ik niet toegekomen aan de volledige vertoning van de twee keer tien minuten documentaire, maar ik had zeker de vertwijfelde leerling die mis had zitten kijken nog kunnen helpen. De uitleg had ik voor de hele groep naar behoren kunnen geven èn afronden.
Er is echter hoop zolang er mensen (van buiten het onderwijs) zijn die voorstellen om leraren minder vakantie te geven. Als het eenmaal zover is, kan ik na zo'n werkdrukke les tegen mezelf zeggen dat ik mij niet op moet winden. Ik krijg immers komende zomer de gelegenheid om het in te halen. Man, wat zal dát veel werkdruk van mijn schouders nemen.
________________________


________________________