zondag 5 april 2009

Zijn leerlingen leuk?

In het jaar 1515 zei de godin Zotheid(1) over jonge mensen:
- “Als ze later oud geworden zijn en door ervaring en studie zich enige mannelijke wijsheid hebben verworven, dan taant onmiddellijk hun glanzende schoonheid, hun opgewektheid kwijnt, hun humor bekoelt, hun energie brokkelt af.”
En een halve bladzijde verder:
- “Wat is kind zijn anders dan onzin uitkramen en gek doen? Is dat niet juist het grootste plezier op die leeftijd, dat men helemaal zijn verstand niet gebruikt? Wie immers zou niet een knaap met de wijsheid van een man als een monster verafschuwen en vervloeken?”

In deze blogpost leg ik u de vraag voor of leerlingen (indien u nooit met leerlingen te maken krijgt, leze u “pubers”) leuk zijn? Na de volgende anekdotes mag u daar zelf over oordelen.

Het is vandaag de eerste echte lentedag. De zon verwarmt alles wat gedurende de afgelopen maanden verkleumde. Op de terugweg van een wandelingetje in de middagpauze ontmoet ik een groepje leerlingen uit de vijfde en zesde klas. Op hun fietsen zittend of ernaast staand, wachten ze nog op een van hen.
- ‘Als u Robin was, waar zou u dan op dit moment zijn, meneer?’ willen ze van mij weten.
- ‘Als ik Robin was, dan liep ik een klein half uur geleden nog achter Melvin aan, vanaf het lokaal van meneer FuntobeMo richting de kantine’, vertel ik.
Een van hen komt op het idee om Robin een sms’je te sturen, een ander buigt zich ondertussen over het voorwiel van haar groen, geel en rood geschilderde en met strengen kunstbloemetjes omwikkelde fiets. Een van de spaken, waaraan veelkleurige balletjes zijn geregen, zit los. Ze zegt weleens te hebben gehoord dat als er een los zit dat er dan minstens nóg een los zit. Minder dan zich te bekommeren om de losse spaak is ze op zoek naar de tegenhanger ervan.
- ‘Komt u mee naar het terras, meneer?’ vraagt een kaal geschoren jongen. De anderen kijken mij aan, zo te zien nieuwsgierig naar mijn reactie op dit niet alledaagse voorstel. Het feit dat ik nog les heb, doorkruist de geboden gelegenheid om eens buiten de schoolse omgeving met een groepje van mijn leerlingen te babbelen. Jolig wensen ze me nog fijne lessen.

Rokende leerlingen zien in mij een soort bondgenoot. Sinds kort is er op het schoolplein een tegelbrede rode streep getrokken. Voorbij de markering is roken verboden omdat roken ongezond is, vertelt de tekst op een A4-tje dat op de schooldeur is geplakt.
Op de terugweg van een van mijn middagwandelingetjes steek ik met brandende sigaret de zone over waar roken nog is toegestaan. Op een bankje vlak voor de grens aan de overkant zitten drie rokende jongens.
- ‘U mag niet over die lijn, meneer’, zeggen ze.
Ik leg uit dat ik ‘die kant op’ moet, maar ze zijn terecht onverbiddelijk.
- ‘Bekijk het van de positieve kant, meneer’, glimlachen ze: ‘Blijkbaar is roken aan deze kant van die lijn veel gezonder dan in de rest van de wereld, lees de tekst op de deur er maar op na’.

Een jongen, ik denk een derdeklasser, ik ken hem niet, komt ergens in het schoolgebouw de hoek om en ik ook, alleen komen we uit tegengestelde richtingen. Ternauwernood voorkomen we een botsing. De jongen doet enorm verschrikt. Ik zeg dat ik het raar vind om zo van mij te schrikken.
- ‘Nou dat is anders niet zo moeilijk hoor’, zegt ie.
Ik wil weten hoezo dan.
- ‘Nou eh…’, hij grijnst, krabbelt aan zijn wang, kijkt met een quasi “dat lijkt me nogal voor de hand liggend” blik schuin langs mij heen.
Ik wil me niet onbetuigd laten en vraag of hij dan weleens in de spiegel kijkt?
- ‘Jawel, dan kom ik tot rust.’
Ik opper dat de spiegel dan zeker altijd beslagen is wanneer hij er in kijkt.
- ‘Meneer’, hij kijkt me nu recht aan: ‘laat ik duidelijk zijn, anders staan we hier de hele pauze, ik ben jong en best wel knap…’
Gelukkig lijkt hij van mij te verwachten dat ik in elk geval intelligent genoeg ben om de rest zelf in te kunnen vullen. Telkens wanneer ik daarna die jongen tegenkom, schrikt hij zichtbaar van mij en ik van hem. En dan grijnzen we naar elkaar.

Tijdens de bespreking van een film waarin een man een geit hield op een balkon zit achterin een meisje met haar buurvrouw te kletsen. Ik resumeer het gesprek tot dan toe:
- ‘Oké, die man heeft dus die geit…’
Verder kom ik niet. Het kletsende meisje veert overeind, zet grote ronde ogen op en vraagt op verbaasde toon:
- ‘Wat zegt u meneer, heeft u een geit?’

Leerlingen moeten met een korte tekst reageren op een artikel van “laten we hem de heer Van Bebberen noemen” dat ooit in het NRC heeft gestaan. Het stuk wemelt van de moeilijke woorden, waarvan een verklarende lijst is bijgevoegd. Toch heeft dit niet van alle leerlingen de ergernis over ’s mans taalgebruik kunnen wegnemen. Eén van hen opent met de woorden (letterlijk citaat):
- “De heer Van Bebberen spreekt met ingewikkelde woorden, maar hij weet niet dat je voor het voegwoord: ‘maar’ een komma moet plaatsen. Dit is al het eerste punt waaraan ik twijfel heb aan hoe professioneel de heer Van Bebberen eigenlijk is.”

De laatste anekdote in deze korte serie is niet geschikt voor lezers met een zwak spijsverteringsstelsel, noch voor hen die een afkeer hebben van het genre ‘horror’.
In een klas waarin het niet meevalt de leerlingen aan het werk te houden, sta ik ergens halverwege het lokaal iets uit te leggen aan een van hen. Plotseling wordt er achter mijn rug schaterend gelachen. Een jongen met ogen waaruit levenslust en puberhumor mij tegemoet twinkelen lijkt de oorzaak van het plezier te zijn. Ik vraag hem vriendelijk niet fulltime de clown uit te hangen tijdens mijn lessen. Daar wil hij wel aan meewerken, maar of hij dan eerst zijn handen mag gaan wassen, vraagt ie? Uiteraard vraag ik om uitleg en dan vertelt hij mij waarom er even geleden zo gelachen werd: hij heeft een puist in de nek van zijn buurman uitgeknepen en nu is er pus aan zijn vingers gekomen.

Zet u alstublieft een kruisje voor uw keuze:

  • ’ Ja, leerlingen (pubers) zijn leuk
  • ’ Nee, leerlingen (pubers) zijn niet leuk
  • ’ Weet niet

________________________

(1) Desiderius Erasmus, Lof der Zotheid

Eigen namen van leerlingen zijn verzonnen.

________________________